Onbekend maakt onbemind, zo luidt het spreekwoord. Tunesië is na Spanje de grootste producent van gezonde biologische olijfolie ter wereld, maar vrijwel niemand weet dat. Die treurigstemmende situatie blijft ook zo bestaan als het aan invloedrijke Spaanse olijfoliehandelaren ligt.
Wat is er aan de hand? De Europese markt van olijfolie is in handen van een handvol grote Spaanse olijfolieproducenten met een wereldwijde afzet. Ze kunnen veel meer verkopen dan de Spaanse olijfbomen kunnen produceren. Er bestaat dus een structureel tekort tussen productie en verbruik. Dat kost omzet en winst. Spaanse en Italiaanse handelaren hebben voor dat probleem een oplossing gevonden: ze importeren Tunesiche olijfolie in bulk, mengen die met hun olie van mindere kwaliteit en zetten dan op het etiket dat er Spaanse of Italiaanse olijfolie in de fles zit.
Tunesië mag zich al een paar jaar na Spanje de grootste producent van olijfolie ter wereld noemen. De productie steeg in 2019 tot een record van ruim 350,000 ton. Ruim 300 duizend gezinnen in Tunesië leven van de olijfolie, 85 procent van hen van boomgaarden van minder dan 10 hectare. Omgerekend exporteerde Tunesië in 2020 voor een bedrag van €700 miljoen aan extra virgine olijfolie en dat was zo'n beetje de helft van de totale agrarische export van dat land.
Het probleem is dat Tunesië vrijwel alleen olijfolie in bulk exporteert. Zou men in staat zijn de olijfolie als merkartikel op de Europese markt af te zetten, dan zou die exportwaarde meer dan €2 miljard bedragen.
Maar zo eenvoudig ligt dat niet, want om Tunesische producenten een eerlijker toegang kansen op de wereldmarkt te bieden, heeft de Europese Unie Tunesië in een ver verleden een quotum gegeven om 56,700 ton olijfolie belastingvrij naar de EU-lidstaten te exporteren. Dat belastingvrije quotum werd echter opgekocht door de grote Spaanse multinationals. Het Office National de l'Huile, dat namens de Tunesische producenten de handelsonderhandelingen voert met de EU wordt simpelweg buitenspel gezet door een aantal invloedrijke tussenhandelaren. Zij hebben dankzij de juiste politieke connecties en financiële slagkracht wél de benodigde licenties om te mogen exporteren en leveren rechtstreeks aan de grote Spaanse olijfolie producenten, waar ze soms zelfs bij op de loonlijst staan.
Als we een beetje sarcastisch naar het probleem kijken dan kunnen we stellen dat de EU eigenlijk met handelaren uit de EU onderhandelt over olijfolie die uit Tunesië komt.
Wat Tunesië betreft, moet het quotum zo snel mogelijk worden opgeheven om de Tunesische boeren de kans te geven ongelimiteerd belastingvrij te exporteren om zo eindelijk op een eerlijke manier te kunnen concurreren met de Spaanse en Italiaanse olijfolieproducenten.
De Europese consument van biologische olijfolie blijft van dit alles onwetend en kan daardoor niet of nauwelijks genieten van de hoge kwaliteit Tunesische olijfolie. Ook zij zijn daardoor slachtoffer van de hebzucht van de grote Spaanse en Italiaanse tussenhandelaren.